Over UtrechtseBuitenplaatsen

Deze website stelt informatie en cultuurhistorische kennis over Utrechtse Buitenplaatsen beschikbaar voor geïnteresseerden, recreatieve toeristen, inwoners van Utrecht, liefhebbers van buitenplaatsen of anderen. Bovendien zijn er links naar bijhorende verhalen op het verhalenplatform UtrechtAltijd opgenomen. Bij de regio's vind je ook doe-tips.

Op deze site zijn 283 buitenplaatsen of overblijfselen daarvan in de provincie Utrecht opgenomen. Hiermee heeft de provincie de grootste dichtheid aan buitenplaatsen van het land.

Belangrijke zones met veel buitenplaatsen

De zone met de meeste buitenplaatsen bevindt zich op de zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug tussen Utrecht en Rhenen en wordt ook wel de Stichtse Lustwarande genoemd. Slot Zeist en de kasteelmusea Huis Doorn en Kasteel Amerongen zijn bekende buitenplaatsen in dit gebied.

De tweede zone wordt gevormd door een smalle gordel van buitenplaatsen in de Vechtstreek tussen Utrecht en Nigtevecht. Het waren met name de Amsterdamse kooplieden die hier in de 17de- en 18de-eeuw een buitenplaats als zomerverblijf stichtten. Kenmerkend voor dit gebied zijn de theekoepels aan het water.

Minder bekend maar zeker niet minder interessant is de Langbroekerwetering, tussen Odijk en Wijk bij Duurstede. Dit gebied vormt de bakermat van ridderhofsteden en kastelen die vanaf het midden van de 13de-eeuw zijn gesticht. Sommige daarvan zijn vanaf de 17de-eeuw uitgegroeid tot buitenplaatsen, andere zijn in de 19de-eeuw omgevormd tot romantische kasteeltjes waarvan Sandenburg en Beverweert in Langbroek mooie voorbeelden zijn.

Wat is nu precies een buitenplaats?

Een buitenplaats is een monumentaal huis, dat één geheel vormt met de bijgebouwen en de tuin of het park dat er omheen ligt. Vanaf de 17de-eeuw zijn er veel buitenplaatsen aangelegd. De rijken ontvluchtten de drukte en stank van de stad en brachten de zomermaanden graag door in de natuur. Deze rijke stedelingen kochten een mooi stuk grond, bij voorkeur aan het water om er vanuit de stad met de trekschuit gemakkelijk te kunnen komen. Soms stond er een hoeve of kasteelruïne, die werd verbouwd nadat de militaire rol van het kasteel was vervallen. Vaak ook werd op het stuk grond een nieuw landhuis gebouwd. Daarbij hoorde ook steeds vaker een prachtig aangelegde tuin in de Franse stijl, met symmetrische lanen en hagen, perken, vijvers, beeldengroepen en bloemborders die ingewikkelde patronen vormden.

Aan het einde van de 18de-eeuw kwam er een vrijere natuuropvatting, en werden bij buitenplaatsen vaak parken aangelegd met slingervijvers, doorkijkjes op bruggetjes en gebouwtjes en mooie boomgroepen rondom gazons in 'natuurlijke' grillige vormen. Een stijl die de Engelse landschapsstijl wordt genoemd.

Het verschil tussen buitenplaats en landgoed

Een buitenplaats was in de eerste plaats bedoeld om te recreëren. De huizen drukten net zoals nu met een vakantievilla het geval is, de status van de eigenaar uit. In veel gevallen werd het aangename met het nuttige verenigd en bracht de buitenplaats geld in het laatje omdat delen agrarisch werden gebruikt. Strikt genomen is het verschil tussen een landgoed en een buitenplaats dat een buitenplaats geen economische functie heeft en een landgoed wel.

Belangrijk cultureel erfgoed

In de loop van de 20ste-eeuw werden buitenplaatsen voor veel bewoners financieel een te zware last. Veel huizen zijn toen gesloopt. In andere gevallen kreeg het hoofdhuis een nieuwe bestemming als kantoor of conferentiecentrum. Ook werden soms villa's gebouwd in het bijbehorende park. Gelukkig is er ook nog veel bewaard. Er is de laatste jaren veel meer belangstelling voor de erfgoedwaarde van buitenplaatsen en huizen en parken worden als één geheel beschermd.